Het is een spannende tijd voor drie van onze leerlingen. Zij zijn sinds september bezig met de voorbereidingen voor de staatsexamens. Twee van de drie doen een verspreid examen en gaan in 2019 deelnemen aan het examen voor een aantal vakken. Eén van de leerlingen doet in 2019 volledig examen. Voor elk behaald vak krijgen de leerlingen een certificaat dat zes jaar geldig blijft. Zodra de leerling voldoende certificaten heeft gehaald, kunnen deze voor een diploma worden ingeruild.

Het staatsexamen bestaat uit een centraal examen en een mondeling college-examen. Het centraal examen is het gedeelte waaraan alle eindexamenkandidaten van scholen voor voortgezet onderwijs in Nederland aan deelnemen. Hoewel staatsexamenkandidaten het examen afleggen op de door de DUO-beheergroep aangewezen locaties, zijn de examens hetzelfde en vallen data en tijden gelijk met alle scholen in Nederland. Het centraal examen bestaat uit een schriftelijk examen. Het college-examen bestaat uit het mondelinge examen en, bij sommige vakken, uit een extra schriftelijk examen. Dit ter vervanging van de tentamens, ofwel schoolonderzoeken, waar de kandidaten op scholen in Nederland aan deelnemen. Aangezien examens alleen mogen worden afgenomen binnen de landsgrenzen, moeten onze leerlingen naar Nederland voor de staatsexamens.

Een deel van het mondeling college-examen gaat over Nederlandse literatuur (onderdeel fictie). Het mondeling college-examen duurt 25 minuten en heeft betrekking op de volgende exameneenheden: basisvaardigheden kijk-, lees- en luistervaardigheid; mondelinge taalvaardigheid (spreek- en gespreksvaardigheid); kennis van gelezen werken, verslag uitbrengen van en reageren op bestudeerde en bekeken leesboeken.

Voor het niveau vmbo-tl, waar onze leerlingen examen in gaan doen, moeten ten minste acht boeken voor de literatuurlijst gelezen worden. De werken sluiten aan bij de intellectuele en emotionele achtergrond van de kandidaten. Deze literatuurlijst wordt onder begeleiding van onze mentoren door de leerlingen zelf samengesteld. Minimaal zes boeken zijn oorspronkelijk in het Nederlands geschreven, maximaal twee zijn in het Nederlands vertaald. Eén van de gekozen boeken mag vervangen worden door een verfilming van of een toneelstuk gemaakt op basis van een Nederlands literair (jeugd)boek. Van de acht gekozen boeken mogen maximaal vier titels tot de jeugdliteratuur behoren, de overige werken vallen onder volwassenenliteratuur. De eisen voor de leeslijst voor havo en vwo zijn vele malen zwaarder. Deze leerlingen moeten respectievelijk twaalf en veertien boeken lezen, te beginnen met twee werken uit de Middeleeuwen. Vervolgens uit elke literaire periode twee werken. Voor de periode 1880-1940 zijn het er vier. De overige werken zijn geschreven in de periode 1940 tot nu.

De kandidaten moeten in staat zijn verschillende soorten fictiewerken te herkennen. Zij moeten het denken en handelen van de personages in het fictiewerk kunnen beschrijven. De in het fictiewerk beschreven situatie onder woorden kunnen brengen. De relatie tussen het fictiewerk en de werkelijkheid kunnen toelichten. Een persoonlijke reactie kunnen geven op een fictiewerk en deze toelichten met voorbeelden uit het werk. En zij moeten relevante achtergrondinformatie verzamelen en selecteren. Over de leesboeken kunnen vragen gesteld worden over genre, thema, plaats, ruimte, tijd, perspectief, onderwerp, opbouw, verhaallijn, personen, inhoud en eigen mening. Op het gebied van mondeling taalgebruik moeten zij compenserende strategieën kunnen gebruiken, wanneer de eigen taalkennis tekortschiet.

Wij wensen onze drie leerlingen heel veel succes dit schooljaar. Zet ´m op met de voorbereidingen. In mei gaan zij naar Nederland voor het centraal examen en dan nog een keer in juli of augustus voor de college-examens. Toi toi toi, mannen!