Het zal zo’n 25 jaar geleden zijn dat de inkoopvereniging van de Nederlandse Bakkerij een jubileum had te vieren en daaromheen een feestavond organiseerde met als hoogtepunt een optreden van Emiel Ratelband.

Nu ben ik niet zo voor feestavonden, maar op deze avond werden ook de bonussen uitbetaald, en ach, ik ben ook maar een Hollander. Die avond was voor zowel broodbakkers als banketbakkers, en dat boterde in die tijd niet zo. Banketbakkers werden niet graag vergeleken met broodbakkers. Er heerste altijd een beetje minachting van de banketbakkers richting de broodbakker. Een goede broodbakker is een vakman. Een goede banketbakker een kunstenaar. Roep in zo’n zaal “Hé bakker”, kijken alle broodbakkers om.

Je herkent de broodbakker ook vrij makkelijk. De outfit in de bakkerij is vaak een vaal T-shirt met reclame van de Molenaar of andere leverancier, met daaronder een slobberbroek en slippers. Op de feestavond herken je ze aan het vermoeide uiterlijk en het sjokken op sandalen, meestal gekleed in een wollen gebreide trui. Gek genoeg dragen ze bijna allemaal een vale versleten ribbroek, maar dat terzijde…

TIP VAN JACK

Gezond roken.

Bestrooi een zalmfilet met wat grof zout en peper uit de molen. Besprenkel met een paar druppels olijfolie. Leg op de bodem van een rookpan dunne takjes van bv. de sinaasappelboom of ander geurig hout. Vul dat aan met wat takjes van geurige kruiden. Heb je geen rookpan, neem dan een oude platte pan en leg er een metalen rekje in. Leg de zalm op het rekje en zet de pan op een laag vuur. Als het hout begint te roken doe je het (goed sluitend) deksel op de pan en laat plm. 15 minuten roken, afhankelijk van de dikte van de filet. Serveer met een frisse salade, wat ringetjes verse rode peper en een schijfje limoen.

De herinnering daaraan kwam bovendrijven toen ik me voor een behandeling in het Faro Hospital moest melden. Om bij de ingang te geraken moet je een brede overdekte gang van zo’n 25 meter oversteken die aan een kant open is. Er staat een koffie annex frisdrankautomaat en aan beide kanten staan bankjes. Gezellig voor de patiënten en de bezoekers die op hun beurt zitten te wachten, maar in werkelijkheid is dit het equivalent van het over hete kolen lopen van Ratelband. Ik hoor hem nog roepen op dat feestje: “Je kan het, denk niet aan pijn, TSJAKKA!!”.
En daar sta ik dan. Dit keer niet voor een pad met gloeiende kolen met aan weerskanten de aanmoedigingen van de bakkers, maar aan de start van 25 meter nicotine slikken. Nu met aan beide zijden rokende zieke mensen, sommigen in rolstoel, anderen hinkend op één been. Zelfs een uitgemergeld mannetje met een infuusstandaard en verplegers en dokters komen daar allemaal samen om bezoekers te verwelkomen met een grauw stinkend 25 meter lang rookgordijn. En ik heb geen keus zoals bij Ratelband. In gedachten hoor ik hem roepen: “Je kan het, denk niet aan longkanker, TSJAKKA!!!”. Dus voor de start m’n longen volgezogen met schone lucht en dan zo snel mogelijk zonder rook en teer happen die 25 meter doen om uiteindelijk de hal van het gebouw te bereiken waarvan ze zeggen dat ze daar mensen beter maken. Het is te idioot voor woorden. En er iets van zeggen? We staan toch buiten!!

Het is niet alleen het Hospital. Bij elk voor publiek toegankelijk gebouw of winkelcentrum staan gelijksoortige zieligerds je op te wachten. Heb je nog geen kanker? Zij helpen je wel…
De oplossing zag ik toen ik jaren geleden in Kuala Lumpur uit het vliegtuig stapte. Op een gigantisch plein stond een glazen koepel bomvol met rokers. Daar kun je geheel vrijwillig ook zonder sigaretten je longen volzuigen met die teringzooi, en echt…alleen dáár is het toegestaan!!


Deze column verscheen in “Blik op Portugal 153”.