In mijn hoedanigheid als hoofdredacteur van een vakblad voor de financiële sector had ik het voorrecht vorig jaar twee hoogleraren te interviewen over noodzakelijke veranderingen in het pensioen- en zorgstelsel in Nederland. Saai? Helemaal niet! Zonder gehinderd te worden door een ballast aan juridische, fiscale of andere obstakels en al evenmin beïnvloed door de mores in pensioenland of in de zorg, komen zij met twee oplossingen voor een in de toekomst nijpend dilemma. Dat van de financiering van en toegang tot langdurige zorg aan senioren. 

De beide mannen zien een groeiende groep ouderen die vanwege een ruim pensioeninkomen en wat eigen geld (meestal in het eigen huis) de kosten van langdurige zorg (makkelijk) kunnen betalen en daar ook onder voorwaarden ruimhartig toe bereid zijn. Maar tussen ‘droom en daad’ staan wetten in de weg en praktische bezwaren. En …., héééllll veel bureaucratie. Dat is in Nederland zo. En in Portugal vast niet minder. Tegelijkertijd zien deze heren professoren in dat onder minder draagkrachtigen die bereidheid (veel) kleiner is. Maar de wenselijkheid ervan is er niet minder om.

De beide wetenschappers zijn te hoffelijk om vervolgens uit te spreken dat er daarnaast ook een groep pensioenbestuurders, zorgleveranciers, beleidsbeslissers én een groep bankiers is, die de stap van droom naar daad voor de groep draagkrachtigen ontmoedigen en het naderbij brengen van een oplossing voor de minder draagkrachtigen, beletten. En dat vanwege bezwaren die allerminst van praktische aard zijn, maar voort lijken te komen uit angst voor het onbekende en een rigide opvatting over hun fiduciaire en andere (zorg)plichten en verantwoordelijkheden.

Xander Koolman, de gezondheidseconoom van de twee, kan goed uitleggen waarom pensioenfondsen een voorziening voor long term care kunnen gaan aanbieden als aanvulling op hun primaire taak als uitvoerder van pensioenaanspraken. Hij pleit allerminst voor een (inkomens)herverdeling van de pensioengelden, maar constateert wél dat een groot deel van de deelnemers in pensioenfondsen in de situatie terecht gaat komen dat ze geld voor langdurige zorg nodig hebben en het een goed idee vinden als de middelen daarvoor vrijgemaakt worden en de uitvoering daarvan binnen hun ‘eigen’ pensioenfonds gedaan wordt. “Als mijn consumptiebehoefte afneemt op latere leeftijd, kan ik mijn pensioengeld toch ook voor iets anders inzetten? Waarom zouden pensioenfondsbestuurders daar niet over na willen denken?”

Jan Rouwendal, de andere hooggeleerde van het tweetal, ziet een ‘omkeerhypotheek’ wel zitten. Een hypotheek waarbij een van tevoren berekend deel van de overwaarde van de woning aan de zorgverzekeraar toevloeit du moment de langstlevende overlijdt en deze gedurende de daaraan voorafgaande periode extra betaalde zorg heeft ‘geconsumeerd’. M.a.w.: één van de erfgenamen is de zorgverzekeraar voor een vast omschreven post numerando bedrag. Zo lang mogelijk comfortabel thuis blijven wonen, desgewenst met aanpassingen die eventuele verminderde mogelijkheden opvangen. Dat is volgens hem wat mensen willen. Als overheid zou je dat moeten willen faciliteren. Niet in de vorm van (fiscale) subsidiëring, maar wél door het in governance, wetgeving en uitvoering makkelijk te maken voor marktpartijen om dit te realiseren.

Inspirerend om te praten met wetenschappers die denken in mogelijkheden! Opgewekt ging ik na afloop van het interview terug naar huis. ‘k Ben benieuwd welke tegenwerpingen het pad van deze mannen zullen kruisen, maar nog veel benieuwder naar de manier waarop de pensioensector, zorgbestuurders en hypotheekverstrekkers in hoffelijke eendracht de suggesties van deze wetenschappers om gaan zetten in producten en diensten.

 


Dit artikel verscheen in “Blik op Portugal 152”.