De quinta in Barril de Alva waar Arnold en Sjoukje wonen was in oktober bijna in vlammen opgegaan. De hoofdgebouwen zijn bespaard gebleven, maar een groot stuk van het terrein en twee schuren zijn afgebrand. Sjoukje begint te vertellen dat jaren geleden een grote brand juist de aanleiding was voor het kopen van diezelfde quinta.

Het merkwaardige is dat een brand een grote rol speelde bij de koop van onze quinta. Toen wij met onze vier kinderen zochten naar een zomerverblijf in Portugal, of om eventueel te wonen, hebben we deze plek ontdekt en direct een heel laag bod gedaan. Veel te laag eigenlijk, gewoon om te kijken wat er gebeuren zou. Het in Lissabon gevestigde bedrijf Grandes Armazéns do Chiado was eigenaar van de quinta. Ze hadden het niet alleen gekocht van de failliete eigenaar als investering, maar ook vooral als gunst. Toen in1988 brand uitbrak bij dat gerenommeerde handelsbedrijf , een brand die een groot deel van de wijk Chiado platlegde, raakten ze direct in financieel zwaar weer. Ze moesten verkopen anders zouden de banken al hun andere bezittingen in Portugal ook confisqueren. Ze belden ons op: `Geldt jullie bod nog?´. Wij zeiden dat ons bod nog stond, en werden zo eigenaar van deze plek.”

“Maar het is allemaal begonnen in 1982”, gaat Arnold verder. “Ik werkte bij Gist-Brocades in Nederland, en zij zonden mij uit naar hun fabriek iets ten noorden van Porto . Ze hadden een fabriek in Matosinhos , ´Fermentos Holandeses`, waar ze gist en penicilline maakten, en daar ging ik aan de slag. In principe zou ik worden uitgezonden voor een periode van 3 jaar. Na drie jaar schiet je wortel, en ben je soms minder geschikt voor de functie die je hebt, maar in 1989 overleed mijn toenmalige baas , waardoor ík ineens de baas werd, en nog langer bleef dan de bedoeling was. Rond 1997 werd Gist-Brocades overgenomen door DSM. Met die overname werden alle bewegingen in personeel geblokkeerd natuurlijk. In 2001 heeft DSM besloten om het bedrijf hier op te heffen, dat heeft ongeveer 2 jaar geduurd, en dat is mijn laatste project geweest. Eind 2003 heb ik het terrein in Matosinhos verkocht en ben ik met de VUT gegaan. Dus uiteindelijk heb ik ruim 20 jaar gewerkt in Portugal, in plaats van drie. En nu zijn we hier nog.”

In het jaar dat we aankwamen heeft het van september tot januari geregend. Het klimaat is echt veranderd, het is gewoon veel en veel droger geworden.

Sjoukje: “Onze eerste woning in Portugal was in Francelos, een dorp aan de kust, ietsje ten zuiden van Porto. Het hoort bij Vila Nova de Gaia. We hadden geen wasmachine, geen verwarming, wel een lekkend dak, af en toe geen warm water, dus het was best primitief. We hebben direct iedereen gezegd om toch vooral elektrische dekens mee te nemen, want die kon je hier niet krijgen. Alles was altijd vochtig, je kleren, je linnengoed, je schoenen. In die tijd regende het ook veel meer! In het jaar dat we aankwamen heeft het van september tot januari geregend. Het klimaat is echt veranderd, het is gewoon veel en veel droger geworden. Dat huis was van het bedrijf, dus toen bleek dat de overname eraan kwam wilden ze dat verkopen. We hebben toen zelf iets gezocht, dichter bij de stad. Inmiddels hadden we er nog twee dochters bij, de jongste zat toen nog op school en om dichter bij school te zijn en dichter bij werk, hebben we besloten om in Porto zelf te gaan wonen. Uiteindelijk hebben we een heel leuk huis gevonden, waar we officieel tot vorig jaar gewoond hebben.”

“Terwijl ik werkte zorgde Sjoukje voor de kinderen. We moesten bij de immigratiedienst tekenen dat ze niet zou gaan werken. We kregen dan ook problemen omdat we een naaimachine meenamen uit Nederland. Dat was een potentiële bron van inkomsten, we zijn er bij de grens zelfs voor aan de kant gezet. Het was de wetgeving toen, dat er maar eentje mocht werken.”

“Al die jaren heb ik veel vrijwilligerswerk gedaan. Op school, ik zat in de oudercommissie, bij The Oporto Ladies Guild en bij het Leger des Heils. Ze hadden een project om kinderen van de straat te houden. Dat was hard nodig! Het onderwijs was zo ingericht dat kinderen óf alleen ´s ochtends óf alleen ´s middags school hadden. Als ochtendkind was je ´s middags op straat of thuis. Maar als je ouders allebei werkten, of problemen hadden, dan zat je dus op straat. Het Leger des Heils heeft geprobeerd om die kinderen op straat te entertainen, om leuke dingen te doen. Er werd mee geknutseld, er werden liedjes mee gezongen, spelletjes mee gedaan, ze kregen een soort van gezellige instructie over van alles en nog wat.

“Er was in die tijd enorme armoede. In Porto had je een grote krottenwijk waar de lantarenpalen gebruikt werden als elektriciteitscentrale voor de hutten ; iedereen tapte met een eigen draad stroom af. De wijk is helemaal opgeknapt, met een fantastisch park erbij, allemaal sociale woningbouw. Voor die mensen was het wel een enorme verandering. Die nieuwe woningen waren prachtig, en relatief goedkoop, maar ze moesten wel ineens huur gaan betalen, en de elektriciteit.”

“De intrede in de EG is voor Portugal van heel groot belang geweest, eigenlijk is alles erop vooruitgegaan. De wegen werden beter, dus je kon sneller van A naar B komen. Maar waar we altijd veel respect voor hebben gehad is de wederopbouw van de posterijen, de telefoon, internet en de banken. Dat je ineens geld kon tappen, maar ook tickets kon kopen voor theater, trein, en rekeningen kon betalen via de Multibanco. Dat kon in Nederland niet eens. We waren eerst erg achter, maar de inhaalslag was zo groot dat we ineens een voorsprong hadden, en in heel veel opzichten nog steeds hebben vandaag de dag. Ook het openbaar vervoer is er enorm op vooruit gegaan, fantastisch natuurlijk. Het werkt gewoon goed, het is schoon, je krijgt een plaats toegewezen net als in een vliegtuig, je kunt je plek online boeken, via de Multibanco, of op het laatste nippertje op het station. De Alfa Pendular gaat van Braga via Porto en Coimbra naar Lissabon, en je kunt zelfs helemaal door naar de Algarve. Maar ook de normale ´Intercidades´ werken prima, je stopt wat vaker, maar zoveel maakt het ook niet uit.”

“Leuk om te melden misschien”, vertelt Arnold. “Het systeem van tolwegen, de elektronische tolheffing, daar heb ik op de ambassade in Lissabon nog met minister Zalm over gesproken. Het was een enorme sprong vooruit op technologisch gebied, in een tijd dat de Nederlandse politiek er heftig over aan het debatteren was. Rekeningrijden is er niet gekomen in Nederland, maar het systeem zoals we het hier in Portugal hebben werkt perfect. Je betaalt per gebruikte kilometer, en een laag vast bedrag aan wegenbelasting .”

“Maar ook op sociaal gebied is er veel vooruitgang geboekt. Als vrouw werd er in de jaren ‘80 niet echt naar je geluisterd, je werd niet serieus genomen. Niet alleen omdat ik buitenlandse was hoor. Als je bijvoorbeeld op het postkantoor of in de winkel in de rij stond en er kwam een man binnen, dan ging die gewoon voor je staan. Je kunt het je nu niet echt niet meer voorstellen, maar het was toen normaal.”

“De enige manier om in Portugal echt te integreren is het leren van de taal. Het is echt belangrijk om de taal te kunnen spreken, dus we kunnen iedereen die deze kant op komt aanraden om van te voren een goede cursus te volgen. Ik moest op mijn werk natuurlijk direct in het Portugees aan de slag. Telefoneren was het moeilijkst. Het ging in de eerste jaren nog via de mevrouw van de centrale. Je moest uitleggen wie je wilde spreken. In het begin bereidde ik mijzelf voor natuurlijk, en had ik mijn vragen opgeschreven, maar soms kwam het antwoord als een verhaaaaal van de andere kant dat ik vertwijfeld naar de hoorn keek, om hem vervolgens gewoon neer te leggen. Ik heb geleerd dat als je een telefoongesprek kunt houden in het Portugees, dat je de taal ongeveer beheerst. Maar kan je een grapje maken in het Portugees, en ze begrijpen het, én moeten erom lachen, dan weet je dat je helemaal goed zit.”

Dit interview verscheen in “Blik op Portugal 152”.