We zijn op bezoek bij Willem en Anne-Marie, Brabanders die in 1983 naar Portugal vertrokken om te kijken of ze daar een nieuw bestaan konden opbouwen.

Willem bijt het spits af. “Leraar was ik. Ik gaf les op een middelbare school en had een vaste aanstelling. Maar al snel had ik het gevoel van, `no way!, over mijn lijk’, dit gaat het niet worden tot mijn 65e. Het is niet dat ik problemen had met de orde ofzo, maar ik was de inhoud kwijt. Je krijgt een klas, je leert ze wat, en dan weer een nieuwe klas en zo gaat dat maar door. Wat bracht het nou op, wat voor nut had het? Als je een bouwwerk maakt, dan kun je het zien, daar heb je wat aan. Maar hier had ik gewoon het gevoel dat ik het voor Piet Snot deed. Dat zit niet in het beestje, ik kon daar maar moeilijk mee overweg. Ik heb nog wel gekeken of ik in Nederland een andere baan kon vinden, maar als je eenmaal een bepaalde richting gekozen hebt, is het nogal moeilijk om iets op een ander vakgebied te vinden. Stoppen dus, en verhuizen. Buitenland geen bezwaar.

In 1982 ben ik een week bij mijn zwager wezen kijken, hij zat al in de Algarve. Mán wat mooi! Het was in de winter, geen toeristen, schitterend weer.
Ik was direct verkocht, hier zouden we heen gaan. Liefst per direct, maar we hadden nog wel een huis te verkopen in Nederland, midden in de crisis. Dat is uiteindelijk gelukt. We hadden twee kinderen, 2 en 4 jaar jong, dus een goede leeftijd om zonder problemen te kunnen emigreren. Het plan was een beetje, omdat de oudste op zijn 6e naar school zou gaan, dat we 2 jaar de tijd hadden om te kijken of ik iets van de grond kon krijgen. Ik had er vertrouwen in, wist dat als ik mijn handjes zou laten wapperen het wel goed zou komen. Als het niet zou lukken, konden we altijd nog terug verkassen.”

Anne-Marie vertelt dat ze in Ferragudo terechtkwamen. “De kinderen gingen eerst daar naar de kleuterschool en later in Lagoa. Daarna naar de lagere school, waar de ene ´s ochtends les had, en de andere ´s middags. De boodschappen deed ik meestal op de markt en in de kleine Portugese winkeltjes, supermarkten had je niet. We spraken geen Portugees. Dat hebben we hier geleerd, niet op les, maar gewoon door dingen te leren en op te zoeken. We hebben natuurlijk ook heel veel van de kinderen geleerd.

Na dik een jaar in een aantal huurhokken in Ferragudo te hebben gezeten, vonden we een stacaravan die we direct voor op het terrein waar we nu zitten hebben geparkeerd. We hebben uiteindelijk bijna 4 jaar in de caravan gewoond. Het was primitief en klein, maar dat kleine had ook zijn voordelen, het was reuzegezellig. We hebben het een tijdje zonder badkamer gedaan, dan gooiden we bij wijze van douche elkaar wat emmers water over het hoofd. Vrij snel hebben we de boel toen opgeknapt en veranderd. We hebben een hok naast de caravan gebouwd, met een wc en een douche. Het water kwam van de buurman, die had een bron. Tegen betaling mochten we dat gebruiken. Alleen werd hij steeds duurder. Die dacht zeker ‘ha, buitenlanders, geld!’, dus elke keer ging de prijs wat omhoog. We lieten snel een bron slaan, we hadden het water gewoon nodig, niet alleen om ons te wassen, maar vooral ook voor de plantjes.”

Plantjes
Willem werd een plantengoeroe. “In die eerste week dat we hier rondgesjouwd hebben, viel me eigenlijk direct op dat er maar 1 tuincentrum was voor de hele Algarve, in Almancil, best ver hier vandaan. Dus, hoewel ik totaal niks met plantjes heb en er ook helemaal niks vanaf wist, was het plan om er zelf maar eentje te beginnen. Eigenlijk wilde ik cactussen gaan kweken, maar dat bleek toch wat te beperkt. We kregen direct mensen aan de deur, en die vroegen allemaal ingewikkelde dingen. Ze wilden Afrikaantjes ofzo. Nóóit van gehoord, maar dan maakte ik een mentale notitie en kocht ik die de volgende keer in. Voor ik naar de kunstacademie ging, heb ik bouwkunde gestudeerd en van huis uit zitten we ook in de bouw. Dat kwam van pas hier. Een paar kasjes bouwen was geen probleem, die stonden er zo.

Het pakte goed uit met die plantjes, we werden echte telers. Ik had wat bakjes met stekjes staan, en iemand vroeg me wat dat moest kosten. Ik dacht, uhm, ok! De mensen wilden, eigenlijk tot mijn verbazing, alles kopen. Dus ik maakte geen 10 stekjes, maar 100, en al snel duizenden. Het grote voordeel … in het land der blinden is 1-oog koning. Niemand vroeg me of ik wel wist wat ik aan het doen was. Welnee, ik was gewoon de plantengoeroe. Ook nooit gedoe gehad met vergunningen. Iedereen was gewoon blij dat je wat deed, dat je probeerde om wat op te zetten. Er kwam wel een keertje iemand langs van de gemeente, eens kijken wat ik aan het doen was. Hij kwam wat noteren. Hoeveel hectare van dit en hoeveel van dat ik had. Nou já, zeg ik, ik heb hier maar 1 hectare, en we planten de plantjes niet in de grond. Alles gaat in potjes, en die potjes gaan in trays. Dat stond niet op zijn formulier, maar de beste man wilde niet voor paal staan, snapte weinig van wat ik deed, en is dus maar gewoon weggegaan.

De gemeentes van over het hele land werden zelfs klant. Ik begon ook planten in te kopen, want ik kon wel wat zelf maken, maar niet alles. Ik ging vooral zelf proberen te kweken als ik het gevoel had dat ik ergens veel te veel voor moest betalen. Met een kleine vrachtwagen gingen we naar het Noorden, naar Porto en Coimbra, daar zaten de andere kwekers toen. Het waren lange tripjes in het begin. De IC1 ging nog dwars door de meeste steden in die tijd. Pas jaren later kon je in ongeveer 2,5 uur in Lissabon zijn. Soms kwamen ze het materiaal ook brengen, vrachtwagens vol. Een hoop werk want ik moest alles overpotten.”

Commentaar is geen feedback, je kunt er niks mee.
Het is niet dat ik dan ineens betere of mooiere dingen
ga maken

Bart
“We hebben altijd tijdelijke krachten gehad als er in een paar dagen tijd heel veel gedaan moest worden. En ik had 1 meisje vast in dienst. Die kon verkopen zodat ik zelf weg kon om te leveren of spullen op te halen. En Bart. Ik heb ook een Bart in dienst gehad. Iemand uit de buurt vroeg me eens of ik geen Bart wilde hebben, die zou voor me kunnen werken. Bart was Belg, en had helemaal niks. Dat kleine beetje dat hij had, daar was hij van beroofd. Zelfs zijn schoenen was hij kwijt. Hij ging eens langs de weg liggen slapen, en werd wakker zonder spullen en zonder schoenen.
Ik was net bezig met enorme potten met grote palmen erin. Zwaar werk, dus ik kon wel een Bart gebruiken. Bart was niet helemaal op zijn achterhoofd gevallen, die kwam na een paar dagen bij me: ‘Willem, kunnen we niet een afspraak maken?’. Die wilde een bedrag per palmpot verdienen, begon al net zoals ik te rekenen. Het probleem was dat hij altijd alles op een andere manier wilde dan ik hem voorstelde. Voor alles wat ik vroeg had hij een alternatief. Het begon irritant te worden. Toen hij zijn eigen eten begon te koken voor de hele week op voorhand, en onze vriezer voller en voller kwam te staan met zijn bakjes eten, was het tijd om afscheid te nemen van Bart.

Vooruitgang
Toen men zag dat onze kwekerij als een trein liep, kwamen er anderen met dezelfde plannen. Ze dachten het ook te kunnen, er kwamen er meer van de grond. Tegen de tijd dat we stopten zat er zo ongeveer elke 2 km een tuincentrum hier in de buurt. Op 6 mei 1984 gingen we open en tot 2012 zijn we opengebleven. Tegen de tijd dat de kinderen het overnamen was de room er al een beetje af. Net zoals met zoveel typen business gaat het in pieken en dalen. Als varkensvlees duur is, gaat iedereen varkens houden. Na een tijdje heb je alleen maar varkensboeren en zijn die beesten een stuk minder waard. Gaat de helft failliet, gaat de prijs weer omhoog. En dan begint het weer opnieuw. Zo ging het met de varkens, de amandelen, de citrusvruchten en met tuincentra dus ook.”

CultuurVDR BoP153 02
“Toen we hier in het begin woonden, misten we eigenlijk vrij weinig. Pas als je even terugging naar Nederland besefte je dat sommige dingen daar wat makkelijker te krijgen waren. We namen weleens wat mee uit Nederland, maar toen we de mieren met een pak hagelslag op hun rug door het huis zagen lopen, zijn we daar mee gestopt. We hebben altijd zonder problemen geleefd met de beperkingen. Als je iets op je brood wilde, kon je kiezen uit kaas, gekookte ham en rauwe ham. Lekker makkelijk. Natuurlijk waren we wel blij met de ontwikkelingen, kledingwinkels, supermarkten, je kon overal alles kopen.”
Willem miste wel echt cultuur. “Beelden, schilderijen, boeken lezen. Op dat gebied was Portugal hier zo arm, er was niks. Er kwam pas later een galerie in Almancil, een expositieruimte, die een beetje kwaliteit had. Ik weet nog dat we eens in Porto waren. Ik zag een Volkskrant liggen, het was ook nog een zaterdageditie. Ik heb hem opgevreten! Elke letter, het hele ding van voor naar achter gelezen, en weer terug.
Toen de kinderen de zaak runden, ben ik me gaan storten op sculpturen. Het thema was wel interessant, vrouwen. Altijd mooi. Maar kennelijk zijn er ook mensen die er problemen mee hebben. Toen ik mijn beelden hier geëxposeerd had staan, in de art-gallery, kwam er een groep Belgische feministen binnen die er zo veel commentaar op hadden dat de eigenaar mij dringend verzocht om alles zo snel mogelijk weg te halen. Het heeft zelfs de kranten gehaald. Nu zijn mijn beelden wel een beetje bloot. Ze hebben niks aan meestal, en de proporties kloppen misschien ook niet. Maar uiteraard zijn ze niet kwetsend bedoeld. Het was, en is, mijn uiting, mijn visie, mijn interpretatie. Niemand is verplicht om ernaar te kijken. En commentaar geven als iets je niet bevalt is toch raar. Commentaar is geen feedback, je kunt er niks mee. Het is niet dat ik dan ineens betere of mooiere dingen ga maken. Het is kritiek op mijn visie, op wat er in mijn hoofd zit. Nu staan ze allemaal mooi in de tuin.”

Gezondheid
“We zijn altijd gewoon via het Portugese ziekenfonds verzekerd geweest en hebben het niet vaak nodig gehad. We hebben er weleens over gedacht om er een extra verzekering bij te nemen, maar dat werd zo duur voor 6 personen dat we dat maar niet gedaan hebben. Ze kwamen langs om de verzekering te verkopen aan ons, maakten een berekening op een klein stukje papier, maar ik dacht dat zelf ook wel te kunnen. Zelf wat geld opzijzetten. Sommigen kunnen of willen dat natuurlijk niet. Ook prima, moeten ze zelf weten. Mocht er wat gebeuren, dan doet het even pijn om het uit je spaarpot te pakken, maar het is stukken goedkoper dan dat je het in een verzekering steekt.
Het beste is natuurlijk om niet ziek te worden, maar helaas. Vijf jaar geleden reden we naar Nederland. Onderweg in de Alentejo werd ik hartstikke ziek. Ik ben zelf naar het ziekenhuis in Beja gereden, waar ze direct zagen dat het goed mis was met me, en me per helikopter naar Lissabon stuurden. Bleek dat ik een inwendige bloeding had. Toen ik wakker werd na de operatie, de derde poging, zeiden ze me dat ze een nier hadden moeten weghalen. Was ik niet zo blij mee. Ik had de chirurg wel gevraagd ‘als u mij nu straks openmaakt, kunt u dan even een fotootje schieten van hoe ik er van binnen uitzie?’. En dat heeft ze gedaan. Ze hadden ook beloofd om me mooi vanaf de zijkant open te maken, maar in plaats daarvan werd ik met een complete ritssluiting aan de voorkant wakker. In Nederland heb ik de boel later netjes dicht laten maken want ik had allemaal rare uitstulpingen. Ze vroegen me daar nog wel of het echt nodig was geweest om die nier weg te halen. Ik heb die foto gezien, en het leek er echt wel op dat die nier helemaal ingekapseld zat. Je moet ook niet denken dat ze hier niks weten hé. Het is minder luxe, de gebouwen zijn oud, maar de kennis is er echt wel.

Teruggaan doen we voorlopig niet. De kinderen zitten verspreid over Europa, dus daarom hoeven we ook niet terug. Bovendien zoeken we ze geregeld op en komen ze bij ons op bezoek, soms allemaal tegelijk. We wonen hier fantastisch. Zolang we gezond zijn, blijven we hier. Kijk eens om je heen, ruimte, vrijheid. De buren die we hebben zitten ver weg. De andere buren zijn zo´n beetje allemaal dood inmiddels. Het is hier heerlijk rustig. We zijn geen Portugezen geworden, nee, we zijn nog altijd Brabanders in hart en nieren.
Nou ja, in mijn geval in hart en nier.”

Dit interview verscheen in “Blik op Portugal 153”.