We spreken of met Willemijn (95) en Harrie (96). Ze reden in 1946 in een Alvis speed 20, die ze gekregen hadden van een Engelse soldaat, weg uit Nederland, richting het zuiden.

H

arrie begint: “We waren het gewoon helemaal zat in Nederland. Weet je, het is misschien niet goed voor te stellen, maar wij komen allebei uit een arm gezin, en ik bedoel echt arm. We zijn opgegroeid in de jaren nét na de eerste wereldoorlog. Mijn ouders hadden niks. Ja, een boerderijtje, 4 koeien en wat schapen. Nu was er in Friesland sowieso al weinig te doen, ik geloof dat dat nu nog zo is. Maar geloof me, als iedereen op de fiets naar school gaat maar jij moet op je blote poten, dan val je overal buiten. Na school moest ik op het land werken. Mijn vader was altijd bezig met aardappels, was nieuwe rassen aan het kweken. Ik weet nog dat hij woedend was omdat vanuit de regering eens een vrachtwagen werd gestuurd om al zijn aardappels op te halen. Ze gingen hups in de wagen en werden van Frieschepalen naar de randstad gereden. En verdomd als het niet waar is, jaren later lagen ze in de winkel, heetten ze ineens Frieslanders. Lekker kruimig.”

Willemijn: “En dan had jij nog het geluk dat je naar school mocht. Dat zat er voor mij niet in. Ik was de jongste van 16 kinderen thuis. Alleen mijn oudste broers gingen naar school. Mijn vader was wat ze toen bovenmeester noemden van de school in Ureterp, maar het leek hem niet nodig voor meisjes om naar school te gaan. Ik verveelde me dus echt in die tijd, en was dan ook dolblij toen Harrie pech kreeg met zijn brommer, pal bij ons aan het erf. Hij was toen al een echte gróte vent, met blonde krullen. Hij sleutelde wat aan het ding, en hij startte ineens. Ik ben gewoon achterop gaan zitten, en zei hem: ´Gáán!´”

We hadden met de tabak goed verdiend, maar je blijft Nederlander hé, je hebt toch in je hoofd dat het altijd beter kan nog

Harrie: “Ja, ik was net 17 toen, en Willemijn dus 16. We gingen direct samenwonen, hadden het geluk dat er een huisje leegstond in Drachten. Daar hebben we gewoond tot 1946. Om eerlijk te zijn ben ik die hele tweede wereldoorlog een beetje vergeten. Je merkte er daar ook niet zoveel van. We hadden geen tv of radio ofzo. Er kwamen wel eens Duitsers voorbij in grote wagens, en die konden dan gratis tanken hier. En na de oorlog ineens overal Engelsen hé.”

Willemijn: “We woonden wel samen, maar geld hadden we niet. Er was geen werk. Ik maakte soms wat schoon, en dan kreeg ik een paar gulden per maand. Harrie handelde wat, maar verdiende ook niet veel. We wilden gewoon weg. Ver weg, Nederland uit. Dus toen Harrie die auto kreeg gingen we diezelfde avond weg. We lieten alles achter, zo veel was dat niet. Ik gooide nog een paar jerrycans met benzine achterin, en daar gingen we, in het donker.”

Harrie: “Nou ja, gekregen. Had ik je dat niet verteld? Het was meer dat die gast de sleutels in de auto had laten zitten. Maar goed, we reden gewoon door. Ik denk dat we bijna 10 dagen aan een stuk hebben gereden. Toen alle benzine op was stonden we in een veld in Soajo, precies over de grens met Spanje.

We kregen direct alle hulp. De Portugezen bleken vreselijk behulpzame mensen. We konden zelfs blijven wonen op het veld waar we gestrand waren. De oude Sr. Henrique had een enorme boerderij. Al zijn zoons waren naar Angola vertrokken en hij kon het werk niet aan alleen. We staken de handen uit de mouwen, ik op het land en Willemijn vooral in de keuken. Als tegenprestatie mochten we een schuur gebruiken om in te wonen en we kregen ook nog wat salaris.”

Willemijn: “Vanaf toen ging alles goed, eigenlijk. Net alsof we aan een nieuw leven mochten beginnen. Echt, vanaf het moment dat we Portugal binnen waren viel de grauwe ellende van Nederland van ons af. We hadden wat geld, konden fatsoenlijk eten en drinken. Het plezier dat we niet kenden uit onze jeugd kregen we dubbel en dik terug onder de zon hier. En al helemaal toen Henrique overleed. Jammer voor die man natuurlijk, maar wij kregen ineens de hele boerderij voor onszelf.”

Harrie: “Aldergeloks foor us twa, zouden mijn ouders gezegd hebben. Er was nog wel wat geruzie een keer. Zijn zoons kwamen langs en wilden de boerderij hebben. Helemaal goed hebben we het niet begrepen, ons Portugees was toen nog niet zo goed. Uiteindelijk hebben we ze van het terrein weten te krijgen. Dat zouden we niet doen natuurlijk. We hadden er al bijna een jaar gewerkt, dus het leek ons ook wel logisch dat we het zouden mogen houden. Op het dorpscafé werd er wel raar over gedaan. We hebben een tijd lang geen koffie kunnen drinken. Dat werd pas beter toen we echt begonnen te verdienen.”

Willemijn: “Harrie had al lang gezien dat er nauwelijks tabak te krijgen was, en met zijn kennis van aardappels zou het eenvoudig zijn om wat op te zetten. We haalden de eerste tabaksplanten uit Spanje. Ze bleken heel makkelijk te kweken. Het was wel zwaar werk hoor. De blaadjes zijn niet allemaal tegelijk rijp, dus we moesten wel 10 keer per jaar oogsten. De buitenste bladen eraf, dan een paar dagen in de zon drogen, dan stapelen en laten broeien. Het klimaat hier was fantastisch voor de tabak. We maakten dus prima kwaliteit. Met het geld dat we verdienden begonnen we ook weer nieuwe projecten, vooral om voor werkgelegenheid te zorgen hier in de buurt. Wat terugdoen, zeg maar.”

Harrie: “En zo ging het. Het échte werk begon net na de revolutie, ik denk in 1976. We hadden met de tabak goed verdiend, maar je blijft Nederlander hé, je hebt toch in je hoofd dat het altijd beter kan nog. Ik kon heel goedkoop het stuk van de buren kopen, 140 hectare. Ik heb het direct helemaal volgepland met hennep. Ook arbeidsintensief, maar uiteindelijk hou je meer over. De eerste jaren hebben we de planten in zijn geheel geoogst. De stelen gingen naar de textielfabriek in Braga, daar maakten ze broeken van en zo. Maar later gebruikten we alleen nog maar de bloemen. Een paar keer per jaar alle bloemen oogsten, even laten drogen, en dat konden we direct als marihuana aan de man brengen. Nog weer later gingen we ook in de hasjiesj verder, dat was wat makkelijker om mee om te gaan. En die grote blokken konden ook zo op transport. Vooral naar Nederland. En zo was de cirkel ook weer rond voor ons.”

Willemijn: “Terug naar Nederland? Nee, we zitten hier prima. We hoeven niet meer te werken, we genieten van de zon, de aardige mensen. We geven rondleidingen hier. Ja, staan jullie van te kijken hé?! We zijn in de 90, maar het is toch nog altijd mooi om de mensen te laten delen in zoiets.”

 

 

Ook eens kijken bij Harrie en Willemijn? U kunt zonder afspraak langs:
Estrada 1 de Abril, 4970-660 Soajo

 


Dit interview verscheen in “Blik op Portugal 154”.