In mijn columns zijn regelmatig de noodzaak van collectief, solidair pensioen en de oppervlakkige aantrekkelijkheid van het individuele alternatief (“geef mij die zak met geld maar; ik beleg het zelf beter”) aan de orde geweest. Logisch, want collectief pensioen met zijn steeds duurdere schijnzekerheid van een gegarandeerde uitkering, is onbetaalbaar geworden. Maar het individuele alternatief, waarbij nauwelijks risico’s meer met elkaar gedeeld worden, zet de bijl aan de wortel van de solidariteit.

Het beste alternatief en ‘the best of both worlds’, is de derde weg: een solidair en collectief ambitiepensioen, zo las ik laatst in een essaybundel met de allesomvattende titel: ‘Waartoe zijn pensioenfondsen op aarde’. Het gaat daarbij om een pensioen zonder onbetaalbare en onhoudbare garanties, een pensioen waarbij risico’s solidair worden gedragen én een pensioen met een duidelijke ambitie om mee te kunnen groeien met de stijgende prijzen. Een pensioen ook dat pensioenfondsen weer betekenisvol doet zijn en in staat stelt een belangrijke maatschappelijke functie te vervullen.

“Zo”, dacht ik, “en wat heb je daar dan allemaal voor nodig”.

De receptuur voor deze ‘derde weg’ is helemaal niet ingewikkeld. Aan de basis liggen drie begrippen.
• Erken fundamentele onzekerheid
• Neem afscheid van schijnzekerheid
• Wees financieel bewust met een sociaal hart

Fundamentele onzekerheid dus. Zonder de erkenning daarvan, en met de buitengewoon kostbare schijnzekerheid die het huidige pensioenstelsel kenmerkt, blijven teleurstellingen over pensioen knagen aan het draagvlak voor het collectieve stelsel. Pas wanneer de erkenning van onzekerheid inhoud krijgt in een nieuw pensioencontract waarin ambitie een grotere rol speelt dan zekerheid, kunnen pensioenbestuurders, die we met z’n allen zelf op het bestuurspluche gehesen hebben, goed doen wat ze móeten doen: er zijn voor hun deelnemers in die onzekerheid.

Het afscheid nemen van schijnzekerheid betekent dat harde (nominale) pensioengaranties een anachronisme zijn van babyboomers uit de vorige eeuw. Het afscheid daarvan effent het pad voor een beleggingsbeleid dat zich wérkelijk kan concentreren op een goede, waardevaste pensioenuitkomst, in plaats van op het op korte termijn veiligstellen van een duur nominaal pensioen.

De laatste noodzakelijke erkenning is dat pensioenfondsen een duaal karakter hebben. Fondsen zijn financiële instellingen (zonder winstoogmerk) met een sociale functie. Het pensioenfonds verbindt individuen in een collectief en beschermt huidige en toekomstige generaties tegen risico’s, op weg naar de realisatie van de pensioenambitie. Daarin schuilt het onderscheid van het pensioenfonds met dat van een beleggingsfonds. Die verbindende en beschermende functie van het pensioenfonds als trustee is noodzakelijk in een samenleving waarin het neoliberale denken op zijn retour is (gelukkig maar, vind ik persoonlijk) en we voor een wereldwijde verduurzaming van onze schaarse middelen en bronnen staan. In die verduurzaming kunnen (moeten wat mij betreft) pensioenfondsen een scherp oog hebben voor de maatschappelijke ontwikkelingen. Als vormgevers van hernieuwde solidariteit én als maatschappelijke investeerders ten dienste van hun deelnemers. Ze laten financieel en maatschappelijk rendement hand in hand gaan. Dat wordt nog eens genieten van een goed pensioen in een wereld die schoner, veiliger en rechtvaardiger is.

 


Dit artikel verscheen in “Blik op Portugal 175”.