Als de verplichting voor werknemers van deelname aan een pensioenregeling vervalt, tuimelen we allemaal in de diepe kloof die er bestaat tussen denken en doen. We denken namelijk dat we er verstandig aan doen om voldoende geld voor later opzij te zetten. Maar we doen het niet. En dat komt omdat ons brein geen beslissingen neemt op basis van rationele overwegingen, maar van prikkels. Daarom is in Nederland ‘sparen’ voor je pensioen verplicht. En daar zit “een pervers, rafelig randje aan”.  Zo eindigde mijn column van vorige maand en waarschijnlijk heeft u al die tijd niet kunnen slapen van ongeduld om kennis te nemen van die ‘perversiteiten’.

Belofte maakt schuld, daarom het volgende.

Pensioen is in Nederland gefinancierd op basis van een doorsneepremie waarbij iedereen een even groot percentage van zijn salaris inlegt in het pensioenfonds. Dat leidt ertoe dat jongere werknemers in aanvang te veel betalen ten faveure van oudere werknemers. Als die vervolgens hun dienstbetrekking verruilen voor – bijvoorbeeld – een zelfstandig, ondernemend bestaan, dan hebben ze én relatief gesproken te veel ingelegd én zullen ze niet ‘profiteren’ van het feit dat jongeren na hen in het pensioenfonds deze omgekeerde solidariteit (= perversiteit) met hun premiebijdragen in stand houden.

Dit systeem bestaat al zo’n zeventig jaar en staat inmiddels zwaar onder druk. Maar afschaffen? Ho maar! Eén van de meest prominente pensioenfondsbestuurders in Nederland (Benne van Popta) zei onlangs nog publiekelijk en zonder zich te schamen: “We hebben al zeventig jaar doorsneesystematiek, daar kunnen best nog wat jaren aan vast.”

Dat “het vertrouwen van jongeren kan worden versterkt als er (ook) voor hun toekomstige pensioen persoonlijk vermogen is gereserveerd” (minister Koolmees), daar hebben Van Popta c.s. geen boodschap aan.

De premie-inleg door jonge deelnemers is in de doorsneepremiesystematiek stelselmatig gebruikt voor een volwaardig en meestal geïndexeerd pensioen voor de babyboomgeneratie, zonder ook maar enige garantie voor jongeren. En die handelwijze kunnen we best nog wat jaren voortzetten? Kom nou toch!

De zekerheid die we tot voor kort ontleenden aan ons pensioenfonds, is voorbij. Sterker nog, heeft nooit bestaan (maar is door babyboomers wél massaal geclaimd). Bovendien, die zekerheid kan nooit meer alleen van het pensioenfonds komen! Want het gaat bij kwaliteit van leven niet alleen om het pensioeninkomen, maar in hoge mate ook om de zekerheid dat aan mijn zorgbehoefte wordt voldaan en aan mijn verlangen om toegang te hebben tot sociale netwerken en de vraag of mijn vrienden er voor mij zijn. Daar moet je zélf iets voor doen. En als je dat niet zelf kunt, heb je er een beetje hulp bij nodig. Bijvoorbeeld van de gemeente waarin je woont of een zorginstelling bij jou in de buurt via wijkondersteuning of ‘gewoon’ mantelzorg.

De moraal van het verhaal heeft een reikwijdte die verder gaat dan de landsgrenzen van Nederland. Sociale partners en hun geestverwanten in politieke kringen moeten ophouden met zeuren over pensioenkortingen en stoppen met hun vertragingstactieken als het om vernieuwing en versobering van het pensioenstelsel gaat. Pensioen is een middel; géén doel en ook geen onvervreemdbaar recht. Sociale partners die alleen maar uitstellen, vertragen en vertroebelen? Wegwezen!

 


Dit artikel verscheen in “Blik op Portugal 165”.