Mama, in groep drie vond ik het zo leuk. De juf heeft mij toen leren lezen. Ze leerde mij de namen van de letters en de klanken die je ermee kunt maken. Wist jij dat er lange en korte klinkers zijn? De korte klinkers hoor je ook maar kort. Luister maar; pap, pet, vis, kok en put. En de lange klinkers, die hoor je natuurlijk wat langer; maan, been, roos en vuur. En weet je hoe dat komt? Dat komt omdat je er twee dezelfde tekentjes voor gebruikt. Grappig hé. Ja, in groep 3 was het heel leuk.

Leren lezen en zelf schrijven is natuurlijk ook wel heel erg leuk. Maar dan komen we in groep vier. Dan wordt het wel even een ander verhaal hoor. In groep vier krijgen we te maken met al wat moeilijkere spellingregels. Twee daarvan bezorgen mij nog regelmatig kopzorgen. En ze hebben nog wel zo’n mooie naam. Maakt u kennis met ‘Klinkerdief’ en ‘Verdubbelaar’.

Klinkerdief
Klinkerdief is niet zo aardig. De naam zegt het al; hij is een dief. Hij steelt lettertekens. Hij heeft het voorzien op de lange klinker. Je weet wel, die klinker die je met twee tekens schrijft. Hij hakt het woord in klankstukjes en luistert goed of hij een lange klinker hoort. Als hij die hoort, is hij op zijn hoede. Dan gaat hij kijken of die klinker beschermd wordt. Want als dat niet zo is, dan pikt hij een letterteken weg. De lange klinker is beschermd wanneer er, aan het eind van het klankstukje, een medeklinker staat. Dit is bijvoorbeeld het geval bij slaap zak. Jammer voor de klinkerdief, want dan kan hij niet bij de klinker. Wanneer de klinker geen beschermer bij zich heeft, zoals bijvoorbeeld in too ver stok, dan grijpt de dief zijn kans. Hij steelt een letterteken van de lange klinker, waardoor er nog maar eentje overblijft. Resultaat: to ver stok. Klinkerdief heeft ook een rijmpje: ‘Lange klanken hebben pech! Ik haal gewoon een letter weg.’

Verdubbelaar
Verdubbelaar is van de goede soort. Hij komt iets brengen in plaats van stelen. Hij past op de korte klinkers. Dat is die klank waarvoor je maar een letterteken hoeft te schrijven, weet je nog? Ook hij hakt het woord in klankstukjes en luistert naar de klank. Als blijkt dat de korte klinker een beschermer heeft, zoals in pop ster, dan maakt Verdubbelaar zich nergens druk om. Het wordt een ander verhaal wanneer de korte klinker onbeschermd is, zoals bijvoorbeeld in ki pen hok. Dan komt Verdubbelaar in actie. Hij zorgt voor een beschermer door een extra medeklinker te zetten na de korte klinker. Wat krijgen we dan: kip pen hok. Ook voor Verdubbelaar hebben we een rijmpje: ‘Korte klank a, e, i, o en u, krijgen twee dezelfde medeklinkers, lekker puh!’

Uitzonderingen bevestigen de regel
Je zou toch denken dat met zo’n leuke uitleg deze regels binnen een mum van tijd in het systeem van de leerlingen ingebakerd zitten. De ervaring leert ons echter wat anders. Deze twee regels druisen zo in tegen hetgeen de kinderen wordt aangeleerd in groep 3, dat het voor heel veel kinderen een paar jaar duurt voordat ze geautomatiseerd zijn. Voor ons, volwassenen bedoel ik dan, zijn deze regels vanzelfsprekend. Dat komt omdat wij ons de regel dusdanig eigen hebben gemaakt, dat wij er niet meer bij hoeven na te denken. Met andere woorden; het gaat automatisch. Althans in de meeste gevallen. Probeer eens even na te gaan hoe u deze regels aangeleerd hebt gekregen en hoe lang het duurde voordat u ze foutloos kon toepassen. Waar ik naartoe wil is het automatiseringsproces. Complexere regels en afspraken over spelling, in welke taal dan ook, zijn over het algemeen niet heel logisch. De Nederlandse taal spant echter de kroon. Ik vind onze taal een van de mooiste ter wereld, maar zeer zeker ook een van de moeilijkste. Gelukkig hebben de geleerden ons een groot aantal handvatten gegeven in de vorm van spellingregels. Het zou alleen zo vreselijk fijn geweest zijn als ze niet overal zoveel uitzonderingen bij verzonnen hadden. Maar ja, uitzonderingen bevestigen de regel!