De beschikking over de inschrijvingen voor het schooljaar 2018/2019, gepubliceerd op 12 april in het Staatsblad, wil “de mechanismes van transparantie en gelijkheid in kansen versterken”, legt het Ministerie van Onderwijs uit. Die wet die elk jaar gepubliceerd wordt, brengt veranderingen met zich mee voor wat betreft de eisen die gesteld worden aan de woon- en werkplaats van de ouders, maar ook nieuwe elementen in de prioriteitenlijsten voor leerlingen op het moment van inschrijving.

“De woon- en werkplaats van de ouder zal alleen maar in aanmerking genomen worden wanneer de leerling daadwerkelijk bij de persoon woont die verantwoordelijk is voor de opvoeding, iets dat bewezen zal moeten worden door verstrekking van de laatste gegevens over de samenstelling van het gezin, zoals ze bekend zijn bij de belastingdienst”, legt het perskabinet van het ministerie uit.

Daarnaast, “om eventueel misbruik voor het verkrijgen van een hogere prioriteit te voorkomen, zal de opvoedingsverantwoordelijke in de loop van het schooljaar alleen maar bij hoge uitzondering mogen veranderen, en dan nog met het voorleggen van bewijzen”.

Een ander nieuw element dat al in het parlement aangekondigd werd door de Staatssecretaris, heeft te maken met de volgorde van prioriteiten, die nu ook rekening houdt met de leerlingen die vallen onder de maatschappelijke dienstverlening op school. Dit betekent dat leerlingen met bijzondere onderwijsbehoeften en die die broers of zussen hebben op dezelfde school, nog steeds prioriteit hebben, voordat er naar de woon- en werkplaats gekeken wordt. Als twee leerlingen gelijk op de lijst staan zal degene die uit een gezin komt dat er financieel slechter voor staat, voorrang krijgen.

Bedoeling van deze wijziging is de rol van de school versterken in de strijd tegen de fenomenen van sociale segregatie.

De leerlingen van de middelbare school zullen hun schoolvoorkeur kunnen opgeven (tot een maximum van vijf scholen), en ook de richting die ze willen volgen.